Kleine dagen (Bernard Dewulf)

augustus 12, 2010 at 11:39 am (Boekencitaten, Vlaamse auteurs)

Dát. Die verdwijning. Van de verwondering. Een virus onder ondraaglijk zorgdragende volwassenen. Na de adolescentie, na de conceptie, na de barensweeën ziet dat nooit meer een bries in een berk. Fluit nooit meer op een macaroni. Snijdt een rijpe peer middendoor zonder een spoor van herkenning.

Verkrampt in een prozaïsche werkelijkheid.

Hoe gebeurt dit? Al jaren vraag ik me dat af. Wat is het dat onze verwondering diep in de doofpot van onze stijgende dagen stopt? Waarom worden zoveel mama’s en papa’s frigide voor het wonder?

Bureaucraten van de dagen.

Overal zie ik het gebeuren, die onrustwekkende verdwijning, en steeds meer denk ik dat het luiheid is. Gemakzucht.

En alsof ze het weten, schieten ze in een levenslange kramp van dagelijkse drukdoenerij, in een razernij van functionaliteit, in een belachelijke ernst, in een verbeten verantwoordelijkheid, met een muggengaas van onaantastbaarheid om zich heen – om toch maar niet meer gestoken te worden door de gevaarlijke wesp van de verwondering.

Permalink Geef een reactie

Kleine dagen (Bernard Dewulf)

augustus 12, 2010 at 11:22 am (Boekencitaten, Vlaamse auteurs)

Hoe schrijf ik het uit mijn hoogte nog op. Zo volkomen zit zij, suikerspin van licht en kindertijd. Vertelt zichzelf nog aan zichzelf, schrijft met één haar op haar knie aan de enige eeuwigheid die ons bezoekt.

Razendsnel haalt hij mij in. Mijn verval is zijn bloei. Ooit moet ook ik in zo’n gave camouflage hebben gewoond: een soort engel tussen jongen en man. Nog geen gram vergankelijkheid te zien. Een vel als sneeuw zonder de kattenpoten van de jaren. Waar de zwaartekracht nog tevergeefs aan trekt.

En hoe ik naar zijn punten kijk: terwijl ik tuimel in de tijd. Hoe hij voor me staat in mijn vrees en vlees van toen. Hoe ik nu de vader speel, hoe ik nu de vader naspeel. Hoe ik tegelijk hem én mij ben. Hoe wij bij elkaar staan om een rapport als vertrouwde en vreemde afspraken.

Permalink Geef een reactie

Kleine dagen (Bernard Dewulf)

augustus 12, 2010 at 11:13 am (Boekencitaten, Vlaamse auteurs)

Het zat al in het eerste licht van de feestdag. Dat het zo’n dag zou worden. Sommige van de scherpste herinneringen zijn aan de onscherpte van zulke dagen. Dagen dat we draaiden in de dagen. Hangerig. Uitzichtloos. …

Amper had zij de slaap uit haar oogjes gewreven of ze zei: ik verveel me. Ik zei: schat, het is Hemelvaartsdag. Dat begreep ze niet helemaal. Het is ook niet uit te leggen. Zeg ‘Hemelvaartsdag’ en iets gaapt. Iets eeuwig landerigs ontwaakt. Elk seizoen heeft hemelvaartsdagen. …

Maar verveling is als een muggensteek. Je weet dat hij overgaat en krabt je toch kapot. Je krabt aan een onbepaalde droefenis, die op hemelvaartsdagen als een requiem over het ontbijt hangt.

Permalink Geef een reactie

Kleine dagen (Bernard Dewulf)

augustus 12, 2010 at 11:07 am (Boekencitaten, Vlaamse auteurs)

Nog jaren zal het duren. Eerder zullen ze de wetten van de fysica beheersen dan die van het fatsoen. Misschien omdat fatsoen nog meer fictie is. Leg maar eens de fabel van de fooi uit, de parabel van ‘goeiemorgen’. Het sprookje van de samenleving. Roodkapje en zes miljard wolven.

Een kille zaterdag in de herfst van het Westen.

‘Hier was een speelplek.’ Volgebouwde grasveldjes met fantoompijn. Verkavelde ondergrond waaruit vrolijke spookgeluiden komen. Waar is de tijd dat beton nog ongewapend was. In die veranderde ruimte doen huidige ouders het nu in hun broek. … Hoe is het ooit zover gekomen? Een complot van Playstation en Google, wie weet. Vooral: wat spelen wij hardnekkig en doodsbang de binnenhuisarchitecten van hun geluk. Wat vrezen wij hun straatbeeld, wat slijpen wij de klok rond diamanten.

Permalink Geef een reactie

Kleine dagen (Bernard Dewulf)

augustus 12, 2010 at 10:21 am (Boekencitaten, Vlaamse auteurs)

Leg het maar eens uit. Ook in het ruisen van de bomen zit, als een doffe backing vocal, een vreemd geluid. … Ligt hier nog iemand in het zingende gras, languit in de schoonste jaren van zijn leven, te luisteren naar de tijd? Want hij is hier. Onmiskenbaar. Het liefst komt hij opdagen als wij joelen in zomerige parkavonden. … Hoe hij veinst stil te staan – een valse surplace in liefelijk licht – en intussen, achter onze nog sterke rug, zich de ziel uit zijn lijf loopt. Spurtend als een spook door het park. Moeiteloos de zwetende joggers voorbij. En warend om de picknickers.

Ziet er nog iemand hem zelfs in de beentjes klimmen van die kleine klimmers in de stokoude boom?

Het was zomeravond in het park. Grote mensen en kinderen bijeen. Wij dronken en aten, spraken en speelden. En meestal waren wij gelukkig nietsvermoedend – over dat rennnende, grijnzende spook om ons heen.

Permalink Geef een reactie